Piekeren

Folkert is door de huisarts aangemeld omdat hij alsmaar blijft piekeren en slecht slaapt. “Al haar spulletjes voelen zo ontzettend vertrouwd, ik wil ze nog niet weg doen, maar misschien moet het toch maar wel. Ons huis zal nooit haar thuis meer zijn.” Carolien, de vrouw met wie hij zestig jaar getrouwd is, is niet meer. Maar Carolien is niet dood, sinds een maand woont ze in een instelling voor mensen met dementie. Meerdere keren per dag trekt ze daar haar jas aan en vertelt ze de verpleging dat ze nu toch echt naar huis moet, want ze moet koken voor Folkert, die komt zo van zijn werk. Maar Folkert is 84 jaar, hij werkt niet meer en hij bezoekt haar nu dagelijks.


Het afgelopen jaar raakte ze steeds meer in de war, alsof ze ‘afbrokkelde’. De meest simpele handelingen kon ze niet meer uitvoeren en er ontstonden gevaarlijke situaties. Zo ging ze soms midden in de nacht zonder jas zwerven en raakte ze de weg kwijt. Ze wist vaak niet meer hoe de huissleutel werkte en wanneer ze thee zette, dan zette ze de waterkoker aan, zonder water erin. Van steeds meer handelingen raakte ze de volgorde kwijt. Als Folkert haar probeerde te helpen werd ze boos of angstig en kon ze soms slaan. De enige plek waar ze echt gelukkig leek was in de tuin, daar leek er niets aan de hand en wist ze precies hoe alle planten heetten.


Van de week stond Folkert in de tuin en hoorde hij in gedachten de instructies van Carolien. Die stortte ze elk jaar rond deze tijd over hem uit, over welke klussen hij allemaal moest doen. Vaak had hij zich eraan geïrriteerd, maar nu mistte hij haar woorden intens. “De tuin is zielloos zonder haar.” Terwijl Folkert hardop memoreert vraag ik of haar nieuwe thuis ook een tuin heeft. Opeens trekt er een glimlach om zijn mond. Hij heeft plots het idee om haar houten lievelingstuinstoel naar haar toe te brengen. Het verpleeghuis heeft een binnentuin waar ze op uit kijkt. Hij stelt zich voor hoe ze daar vanuit haar stoel tuinorders uitdeelt aan haar medebewoners.


Ik ben verrast door de snelle omslag in zijn stemming. Hij raakt enthousiast, wil haar naam in de stoel graveren met zijn houtbrander en hij weet ook al precies op welke plek die stoel moet komen te staan. Hij wil er vanmiddag direct mee beginnen! Maar zijn stemming slaat net zo hard weer om wanneer zijn piekergedachten weer wakker worden: “Stel nou dat het niet mag, ze hebben daar natuurlijk al tuinmeubelen. En stel dat er andere mensen op haar stoel gaan zitten en stel nou dat…”


Ik bel ter plekke het verpleeghuis en krijg het afdelingshoofd aan de lijn. Het mag! Een ogenschijnlijk klein gebaar, met een groots effect.


Folkert snelt naar huis. “Voorzichtig met je houtbrander hè!“ roep ik hem nog na.
“Niet zo piekeren hoor”, roept hij terug.

Geschreven door

Irma van Steijn