Extra deodorant

Het is drie maanden geleden dat Hiltje zich heeft ziekgemeld. Tijdens een teamvergadering was ze in huilen uitgebarsten en had ze gezegd dat ze het hé-le-maal zat was. Ze was zomaar weggelopen. En eigenlijk schaamt ze zich, zoiets zou ze in normale doen nooit gedaan hebben, ze houdt haar emoties juist altijd in. Nu zit ze thuis en wanneer haar leidinggevende haar belt, neemt ze niet op.  

De bedrijfsarts denkt dat ze een burnout heeft en tot rust moet komen. Wat mij betreft is dat de eerste weken best een goed advies, maar drie maanden thuis zitten is in dit soort situaties niet helpend, de drempel wordt alleen maar hoger. Hiltje heeft in haar hoofd een monster gemaakt van haar leidinggevende en wanneer ze alleen al aan werken denkt, breekt het zweet haar uit. Ietwat wanhopig vertelt ze dat ze nog nooit zoveel deo nodig heeft gehad. En omdat ze telkens zo zweet denkt ze dat ze er nog niet klaar voor is om weer een stap naar het werk te zetten. Maar thuis komt er ook niets uit handen en voelt ze zich volslagen nutteloos. Eigenlijk gaf werken haar voorheen structuur en betekenisgeving.

Hiltje raakt geïrriteerd wanneer ik haar vertel dat ik constateer dat ze aan het vermijden is. Haar leidinggevende is gewoon een mens, geen monster, en wellicht heeft die leidinggevende wel wat onhandige dingen gedaan, net als Hiltje zelf. 

Ik laat Hiltje nadenken over de vraag hoe het kan dat haar leidinggevende niet gezien heeft dat er problemen speelden op de werkvloer. Ze roeptoetert direct dat haar leidinggevende gewoon helemaal nooit iets ziet, ze is er ook bijna nooit. Wanneer we doorpraten blijkt die leidinggevende aan meer dan 80 mensen leiding te geven. Het lijkt me godsonmogelijk om in de gaten te houden hoe het met iedereen gaat. En Hiltje zelf heeft nooit iets aangegeven, ze heeft alle irritatie ingeslikt en nooit het initiatief genomen om met haar baas of andere collega’s te praten over de dingen die niet goed lopen. 

Praten over wat er aan de hand is, samen oplossingen zoeken, het zijn vaardigheden die van belang zijn, als onderdeel van herstel. Eigenlijk zelfs voorwaarde om over een tijdje niet weer in dezelfde situatie te belanden. Het lijkt wel alsof mensen gewone communicatie steeds moeilijker vinden.

Ik vraag Hiltje om haar leidinggevende uit te nodigen bij de volgende afspraak, dan help ik hen het gesprek aan te gaan, als eerste stap. Direct breekt het zweet haar weer uit. Ze kijkt verbaasd wanneer ik haar rode konen label als positieve spanning: “Het doet er immers toe, dat mag best spannend zijn toch?” Hiltje: “O.K. dan, ik neem wel een extra deo mee.” 

Eigenlijk weet ik nu al dat het gesprek goed zal gaan, maar Hiltje nog niet. Het is niet haar werkgever die haar vijand is, het zijn haar eigen angsten en aannames over die werkgever. En die gaat ze te lijf met deo. Best lief.

Geschreven door

Irma van Steijn