Stel je bent een hond

Stel, je bent een leuke hond, je houdt van rennen en spelen en je bewaakt het fort van je baas uitstekend. Als hond kun je veel, maar in bomen klimmen is niet je grootste kwaliteit. Dat kun je beter aan katten overlaten, die zijn daar beter in dan jij. En toch zie ik ‘honden’ dit regelmatig doen, of het nou thuis is of op het werk: ze vinden dat ze taken moeten kunnen waar ze niet voor gebakken zijn. Soms willen ze dat zelf, maar meestal is het de werkgever of de partner die allerlei verwacht. En waarschijnlijk heeft die partner of werkgever nou net wel de kwaliteiten van een kat, die kan waarschijnlijk zonder veel moeite die boom in klauwen, alleen ontberen zij weer de kwaliteiten van de hond.
Op het moment dat jij er niet in slaagt om soepel die boom in te komen gebeurt er vaak het volgende: je partner of werkgever raakt teleurgesteld in jou en denkt dat je er een potje van maakt, dat je je snor drukt. Het is toch immers niet zo moeilijk om die boom in te komen toch? En voor je het weet heb je een conflict of erger: een functioneringstraject.


In relaties zien we dit terug waarbij de ene partner (meestal een vrouw), boos wordt omdat de ander (meestal een man), gewoon langs de vuilnisbak heen manoeuvreert, terwijl je die nou net recht op het pad had gezet zodat deze naar de weg gereden kon worden. De vrouw begrijpt niet dat die man dat echt niet met opzet doet, maar gewoon zijn kop op iets anders had en de stille hint niet had opgepikt. En de man snapt vervolgens weer niet dat die vrouw zo lang in haar chagrijn blijft hangen, waarom kan ze het niet, net als hij doet, gewoon even vragen?


In werksituaties zie ik het terug waarbij werkgevers bijvoorbeeld van introverte mensen, die super goed zijn in focuswerk (en een stille werkkamer nodig hebben), verwachten dat ze in een kantoortuin kunnen werken en dat ze regelmatig moeten ‘socializen’. Vaak vanuit het goed bedoelde idee dat verbinding goed is voor iedereen. En dat klopt ook wel, maar de manier van verbinden is voor een hond nogal anders dan voor een kat. Ook in mijn eigen vak zie ik het terug, je hebt psychologen in alle soorten en maten. Sommigen zijn perfecte mollen en leveren goed en gedegen graafwerk in de psyche van hun client. Anderen zijn juist uitgesproken groepsdieren en doen graag trainingen met een heel team. Misschien wel het leukste is nog wel dat de persoonlijkheid van het individu niet de beste voorspeller is van een goeie samenwerking, zo toont Gottman prachtig aan: het is de wijze waarop we met elkaar omgaan die de meeste invloed heeft.


Hoewel ik vaak baal als mijn man met een zucht van inspanning over de vuilniszak heen blijft stappen, kunnen we fantastisch samenwerken.

Geschreven door

Irma van Steijn